Als je weinig hardlooptalent bezit zal je nooit een topper worden. Ook al train je nog zo hard en verstandig.Haile Gebrelassie liep op zestienjarige leeftijd al 2.45 op de marathon. Nog nooit heeft een blanke atleet de 100 meter binnen 10 seconden gelopen. Oud wereldrecordhouder op de 10km Henry Rono liep als veteraan nog 1.23 op de halve marathon terwijl hij veel te zwaar was.
In dit overzicht (in willekeurige volgorde) de belangrijkste eigenschappen die van invloed zijn op het looptalent.
Je hardloopsnelheid is onder andere afhankelijk van de grootte en de frequentie van je pas. Een te kleine of te grootte paslengte is nadelig voor je loopsnelheid. Door Loopscholing kan je je loopsnelheid verbeteren.
Loper A
Deze loper heeft een paslengte van 1,5 meter.
Pasfrequentie: 2 passen per seconde.
Bij een 10km loop maakt deze loper 6666 passen (10000 gedeeld door 1,5).
De eindtijd wordt: 55.30 (6666 gedeeld door 2 seconden en nogmaals delen door 60).
Loper B
Deze loper heeft een paslengte van 1,6 meter.
Pasfrequentie: ook 2 passen per seconde.
Bij een 10km loop maakt deze loper 6250 passen (10000 gedeeld door 1,6).
De eindtijd wordt: 52.00 (6250 gedeeld door 2 seconden en nogmaals delen door 60).
Met deze test wordt een schatting gemaakt van het maximale zuurstofopname (V02max). De uitkomst van deze test heeft de grootste invloed op het looptalent. Voor meer info: Coopertest.
Per 2,5 cm lichaamslengte één kilo lichaamsgewicht is de ideale verhouding. Mensen die klein zijn met de ideale verhouding hebben toch een nadeel, omdat ze geen grote passen kunnen maken.
Mensen met smalle heupen zijn in het voordeel. Dit komt omdat een loper(ster) met smalle heupen minder energie verbruikt. Het looppatroon is efficiënter omdat de beenbeweging meer in een rechte lijn verloopt.
Goede hardloper(ster)s hebben lange benen in verhouding met hun bovenlichaam.
Bovenlichaam
Gemeten wordt de zogenaamde zitlengte.
Ga op een tafel zitten met een rechte rug, kijk daarbij recht naar voren.
Een helper meet de afstand tussen de bovenkant van het hoofd en het tafelblad.
Onderlichaam
De lengte van je onderlichaam is gelijk aan je lichaamslengte
verminderd met de lengte van het boven bovenlichaam. Dus: onderlichaam = lichaamslengte - bovenlichaam
Berekening
De verhouding is bovenlichaam gedeeld door onderlichaam.
Een verhouding van 1,0 en lager is uitstekend.
Normaal is de verhouding 1,1.
Een verhouding van 1,2 en hoger komt het looptalent niet ten goede.
Loper heeft een lichaamslengte van 180 cm.
Lengte van bovenlichaam: 95 cm.
Dus onderlichaam: 85 cm (180 - 95).
De verhouding is dan: 1,1 (95/85).
Soepele kniepezen zijn van belang voor het effectief bewegen van de bovenbenen. Ga met blote voeten en gestrekte knieën zover mogelijk vooroverbuigen. Hoe ver je met gestrekte armen verwijderd blijft van de vloer bepaalt je score. Hoe ver je met je handen, vingers tot de vloer komt hoe beter dat is. Als je vingertoppen de vloer raken is dat gemiddeld.
Hoe lager het vetpercentage hoe lager het energieverbruik en hoe efficiënter er gelopen wordt.
Pas op: bij mannen is 6 % lichaamsvet waarschijnlijk te laag.
Bij vrouwen is dat percentage 17%. Een verlaging van het
lichaamsgewicht mag nooit ten koste gaan van het spierweefsel.
Voor meer info: Berekening vetpercentage.
Toen ik 16 jaar oud was, liep ik mijn allereerste marathon in
Addis Abeba. Nog nooit had ik zo'n lange afstand gelopen. Het
langste dat ik liep was iedere ochtend de 10 km naar school. Ik
had er helemaal geen voorstelling van hoe ver 42 km is. In het begin ging het allemaal heel makkelijk,
maar na 25 km werd het heel erg zwaar. Onderweg moesten we ook
over trappen lopen. Hoe ik het de laatste zes, zeven kilometer
volgehouden heb, weet ik niet meer. Ik werd 99e, maar mijn tijd
van 2.45 was voor een zestienjarige helemaal zo slecht nog niet.
Mijn besluit om atleet te worden stond in ieder geval vast.
Bron: 12 oktober 2005 Weekblad De Echo